Over afronden - Zijn we er bijna?
Bij aanmelding, tijdens het kennismakingsgesprek of tijdens één van de eerste sessies krijg ik regelmatig de vraag hoe lang een traject ongeveer duurt. Als we verder ingaan op de oorsprong van die vraag, ligt daar vaak de nood naar perspectief of de angst om vroegtijdig afgerond te worden en niet de ruimte te krijgen die nodig is.
Persoonlijk geloof ik niet in vastliggende trajecten, gezien iedere persoon zo verschillend is en elk verhaal specifiek, loopt iedereen een heel eigen traject. Ook voor mij is het vaak onduidelijk hoelang een traject zal duren, waar het ons heen zal leiden, wanneer en hoe er zal afgerond worden.
Zo kwam er op een dag een jongentje van lagere schoolleeftijd bij mij in de praktijk die aangemeld werd omwille van onverklaarbare agressie-uitbarstingen. De jongen zelf begreep ook niet waar ze vandaan kwamen, het overviel hem gewoon.
We begonnen het traject zoals altijd, door elkaar te leren kennen en door de jongen de tijd en de ruimte te geven zijn verhaal te laten ontplooien. Door hem en zijn verhaal te volgen legden we een erg kronkelende weg af, langs emoties in al hun hevigheid, familiebanden en wantrouwen, de manier waarop hij dacht gepercipieerd te worden door anderen en hieraan trachtte te voldoen, de ontdekking dat verdriet voelen moeilijker is dan zich boos voelen, … Het was moeilijk een rode draad te trekken, en nog lastiger om een connectie te vinden met de agressie uitbarstingen op school. Toch kreeg ik positieve feedback van de context, “Wat je ook aan het doen bent, blijf het doen want het gaat veel beter op school!” was de boodschap. Dus bleven we verder doen.
Na enkele maanden viel het mij op dat de intensiteit en geladenheid in de sessies gedaald was. Het begon een beetje ‘leeg’ te voelen, het verhaal leek verteld. Wanneer ik de jongen vroeg waarom we nu ook alweer gestart waren met zijn bezoekjes aan de paarden, vertelde hij dit niet meer te weten of “omdat ik graag paarden zie” en als ik voorzichtig polste bij de omgeving of het niet tijd was om af te ronden, werd er geschrokken gereageerd. Misschien voelde ik het verkeerd aan?
We besloten om tijdens de zomervakantie een pauze in te lassen en bij de start van het nieuwe schooljaar nog enkele sessies te plannen, gewoon om te zien hoe het zou lopen op school na de zomer en na twee maanden niet bij de paarden te komen.
Zogezegd zo gedaan. De jongen kwam na de zomervakantie (die een eeuwigheid had geleken in zijn beleving) nog eens terug naar de paarden. Hoewel hij de dieren enorm gemist had en blij was voor het weerzien, werd hij na het eerste kwartier al onrustig en begon de omgeving te scannen voor zijn grootvader die hem zou komen ophalen. Opnieuw stelde ik de vraag waarom we eigenlijk gestart waren met therapie bij de paarden, hoewel hij zich dit enkele maanden geleden niet meer leek te herinneren kon de jongen nu heel helder uitleggen dat hij vroeger vaak kwaad werd op school en toen straf kreeg. Hij kon evenzeer uitleggen dat dit nu niet meer het geval was, ook al wist hij niet goed hoe dat kwam. Al sprekende stelde hij hierdoor zelf de vraag of hij nog wel moest blijven komen naar de paarden. Blij met deze aanzet, gingen we hier dieper op in, wat zouden de voor- en de nadelen zijn om te stoppen? Hij zou de paarden vooral heel hard missen, en toen was er plots verdriet, verdriet zonder boosheid. Samen bedachten we hoe we het traject konden afsluiten, wat hij graag nog wou doen voor de paarden, wat hij nog nodig had. We bedachten enkele afscheidsrituelen, waarbij hij dingen maakte voor de paarden die konden achterblijven op de wei, en waarbij hij plukjes staart en foto’s kon meenemen naar huis.
Toen de laatste sessie was aangebroken was er een zekere rust merkbaar bij de dieren en bij de jongen. Glimlachend vertelde hij dat hij verdrietig was en toch ook een beetje blij. Het werd een bitterzoet afscheid. Vooraleer we de wei verlieten, had hij blijkbaar ook nog iets van mij nodig. Zo vroeg hij of, als het ooit weer niet goed zou gaan, of hij dan zou mogen terugkomen.
Zo sloten we af, een stukje van hem achterblijvend bij de paarden, een stukje van de paarden mee met hem naar huis en de belofte van mij dat moest hij ooit in zijn lange leven nog eens nood hebben om terug te komen, dat hij dan altijd welkom was.